- post
- {{post}}{{/term}}I 〈de〉1 [instelling] post office ⇒ postal services2 [poststukken, postbestelling] post; 〈Amerikaans-Engels voornamelijk〉 mail3 [postkantoor, brievenbus] post ⇒ 〈kantoor〉 post office, 〈bus〉 letterbox4 [postadres] postal address♦voorbeelden:2 aangetekende post • registered mailelektronische post • electronic mail, e-mailper kerende post • by return of postde post is er nog niet • the post hasn't come yethet stuk is bij de post zoek geraakt • the item got lost in the postmet/over de post, per post • through the/by post3 een brief op de post doen • post a letterII 〈de (mannelijk)〉1 [postbode] Bpostman, Amailman2 [raam-, deurstijl] post ⇒ jamb3 [met betrekking tot boekhouding, begroting] item 〈op rekening/stuklijst〉 ⇒ entry 〈boekhouding〉4 [met betrekking tot wacht] post ⇒ station5 [betrekking] post ⇒ position6 [leger] [positie] post7 [mensen die werkwilligen willen overtuigen niet te werken] picket♦voorbeelden:3 de post salarissen • the salary itemeen post opvoeren • enter an item; 〈gedetailleerd〉 itemize an entryergens een post voor uittrekken • allocate money/funds for something4 posten uitzetten • post sentriespost vatten • take up one's station; 〈figuurlijk; met betrekking tot gevoelens, overtuigingen〉 take root, settle (in)op zijn post blijven/zijn • remain/be at one's post5 een post bekleden • hold/occupy a post/position7 de stakers zetten posten uit • the strikers are posting pickets
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.